De begroting van de gemeente Landgraaf ziet er voor 2024 goed uit. Met het oog op 2026, een jaar waarin de gemeenten minder inkomsten krijgen, is dit een geruststellend vooruitzicht.

Hieronder vindt u een verkorte uitleg van de begroting van 2024.

Kijk voor de volledige programmabegroting in het P&C portaal op de pagina Vooruitblik

Lokale belastingen: Onroerende zaakbelasting 43%, Afvalstoffenheffing 28%, Rioolheffing 26%, Hondenbelasting 2%, Toeristenbelasting 1%, Precariobelasting 0%

Lokale belastingen

Het grootste deel van de lokale belastingen komt uit de Onroerende zaakbelasting (OZB).

De volledige opbrengst Afvalstoffenheffing en Rioolheffing wordt ingezet voor afvalinzameling en onderhoud en verbetering van het rioolstelsel.

Baten per soort: Algemene uitkering 62%, Inkomensregelingen 5%, Lokale belastingen 13%, Uit reserves 10%, Overige baten 10%

Baten per soort

Uit het overzicht blijkt de grote afhankelijkheid van de gemeente van de financiering vanuit het Rijk.

De algemene uitkering en de uitkering voor de bijstand vormen samen 67% van de baten in 2024. Vanwege de opvallend hoge onttrekking aan de reserves in 2024 is dit procentueel in 2024 wat lager dan normaal.

Verdeling lasten per soort: Bijdrage aan gemeenschappelijke regelingen 35%, Kapitaallasten 5%, Stortingen in reserves 10%, Subsidies professionele organisaties 10%, Salarislasten 19%, Overige lasten 21%

Verdeling lasten per soort

In deze grafiek is te zien dat de gemeente bijna de helft van haar budget in handen geeft van gemeenschappelijke regelingen en gesubsidieerde professionele organisaties. Het gaat dan bijvoorbeeld om organisaties zoals de ISD BOL, de GGD, de Veiligheidsregio, de bibliotheek, JENS en de Oefenbunker.

Als we dan ook nog de kapitaallasten en de salarislasten elimineren, dan resteert slechts een kleine 21% aan overig direct inzetbaar budget.

*

Ontwikkeling reserves weerstandsvermogen per 1/1 2019-2028

Ontwikkeling reserves weerstandsvermogen per 1/1 2019 tot 2028

In deze grafiek geven we de historische (tot en met 2023) en de verwachte meerjarige ontwikkeling (2024-2028) weer van onze ‘vrije’ reserves per 1 januari van elk jaar.

Op basis van de nu vastgelegde stortingen en onttrekkingen, lijken de reserves zich meerjarig tot 2028 redelijk te stabiliseren. Dit is met uitzondering van een dip in de algemene reserve in 2025.

Lasten per programma: Sociaal domein 50%, Overhead 11%, Storten in reserves 10%, Volksgezondheid en milieu 7%, Bestuur, burgerzaken, ondersteuning 6%, Sport, cultuur en recreatie 5%, Veiligheid 3%, Verkeer, vervoer en waterstaat 3%, Onderwijs 3%, Volkshuisvesting, RO en stedelijke vernieuwing 2%, Economie 0%

Lasten per programma

Het sociaal domein heeft met 50% van de lasten het grootste aandeel in de begroting. De lasten voor verkeer, vervoer en waterstaat (P2), onderwijs (P4), sport cultuur en recreatie (P5), volksgezondheid en milieu (P7) en ruimtelijke ontwikkeling, volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing (P8) lijken laag.

De uitleg: we geven in 2024 net als voorgaande jaren opnieuw veel uit aan investeringen. We mogen deze investeringen over meerdere jaren afschrijven, daardoor drukken ze slechts voor een klein deel op de lasten in de programma’s in 2024.

Geraamde stand van de reserves: Algemene reserve 16 miljoen, Bestemmingsreserves 9,3 miljoen, Egalisatiereserves 2,7 miljoen, Onderhoudsreserves 0,5 miljoen euro.

Geraamde stand van de reserves

Per 1 januari 2024 verwachten we dat de algemene reserve circa € 16 miljoen bedraagt.

De bestemmingsreserves hebben dan naar verwachting een omvang van € 9,3 miljoen.

* In de papieren uitgave van de Gemindezake over de begroting is bij het totaal van de verdeling van de lasten per soort het cijfer 1 bij € 156.868 per abuis weg gevallen.